Het kabinet-Den Uyl moest beslissen over de vervanging van de Starfighter, het verouderde gevechtsvliegtuig van de Koninklijke Luchtmacht. De voorkeur van minister van Defensie Henk Vredeling (PvdA) ging uit naar de Amerikaanse F-16 die niet alleen technologisch beter was dan gelijkwaardige toestellen maar ook aanzienlijk goedkoper was. Toch ging het om een enorm bedrag. In september 1974 liet Vredeling de Kamer weten dat als Nederland overging tot de aanschaf van 107 F-16’s daarmee 2,3 miljard gulden gemoeid zou zijn.[1] Geen wonder dat al snel sprake was van ‘de wapenaankoop van de eeuw’. Evenmin verbazingwekkend dat het besluit veel voeten in de aarde zou hebben.

PvdA op ramkoers, fel tegen de F-16’s

Begin 1975 werd duidelijk dat een keuze voor de F-16 weliswaar kon rekenen op steun van een Kamermeerderheid van VVD, KVP, ARP, CHU, DS’70 en enkele kleinere rechtse partijen, maar Vredeling ook in een pijnlijk conflict met zijn eigen partij zou storten. De PvdA keerde zich namelijk fel tegen de F-16. Defensiewoordvoerder Piet Dankert pleitte voor een ander, ‘lichter’ vliegtuig dat goedkoper was en bovendien vanwege de geringere capaciteit minder zou bijdragen aan de bewapeningswedloop. Vredeling verzette zich. Met een ‘lichter’ toestel zou Nederland zijn taken in de NAVO niet kunnen vervullen.

In maart en april ontaardde het conflict in een openlijke oorlog. Achter de schermen vond intensief overleg plaats tussen PvdA-ministers, -fractie en -partijbestuur. Den Uyl schetste al in maart een uitweg: de fractie kon haar standpunt handhaven, maar moest zich gematigd uitdrukken; Vredeling zou ook terughoudend optreden en er zouden minder toestellen worden besteld. Zo ver was het nog lang niet. Vijandige verklaringen over en weer domineerden de media. Dieptepunt was het beruchte PvdA-congres in april dat niet alleen het Nederlandse NAVO-lidmaatschap aan een aantal voorwaarden verbond, maar ook de keuze van de F-16 afwees. In de aanloop had Vredeling zich laten ontvallen: ‘Congressen kopen geen vliegtuigen’.

Op 23 mei hakte het kabinet de knoop door in het voordeel van de F-16. In eerste instantie zouden ‘slechts’ 84 F-16’s worden besteld – met een optie op nog eens 18 toestellen. Hierop kondigde fractieleider Ed van Thijn aan dat zijn fractie een motie zou indienen waarin het kabinetsbesluit werd afgewezen. De PvdA lag nog steeds op ramkoers.

Eppo Doeve over de verhoudingen in de PvdA. Bron: Elseviers Magazine, 12 april 1975.

Eppo Doeve over de verhoudingen in de PvdA. Bron: Elsevier Magazine, 12 april 1975.

Minister Vredeling en staatssecretaris van Defensie Stemerdink (PvdA) in de Tweede Kamer tijdens de behandeling van de F-16, 5 juni 1975. Bron: Nationaal Archief / Anefo.

Minister Vredeling en staatssecretaris van Defensie Stemerdink (PvdA) in de Tweede Kamer tijdens de behandeling van de F-16, 5 juni 1975. Bron: Nationaal Archief / Anefo.

Geen kabinetscrisis waard

Op 5 juni 1975 debatteerde de Tweede Kamer over de keuze voor de nieuwe straaljager.[2] Al snel bleek dat de F-16 voor de PvdA toch geen kabinetscrisis waard was. De fractie koos voor de weg die Den Uyl in maart schetste. Omstandig legde Dankert uit dat de minister zijn vertrouwen had. Hij diende een motie in die verzocht de kabinetsbeslissing ‘in heroverweging’ te nemen (en dus niet: af te zien van de aankoop). Ook Van Thijn beklemtoonde dat de motie-Dankert geen motie van wantrouwen was. ‘Er zitten natuurlijk ook politieke aspecten aan het meningsverschil dat is ontstaan […] maar voor alle duidelijkheid wil ik zeggen dat wij bij de afweging van alle politieke aspecten niet van plan zijn, met onze motie het vertrouwen in het kabinet op te zeggen.’ Hierop deed ook Vredeling wat van hem werd verwacht. Hij vermeed zorgvuldig het woord ‘onaanvaardbaar’ toen hij de motie-Dankert besprak. Over de meningsverschillen zei hij ‘Gelet op de sfeer, waarin onze discussie is gevoerd, vind ik ons verschil van mening niet prettig, maar ik kan ermee leven, althans ik moet ermee leren leven.’

Daarmee was de lont uit het kruitvat. De overige grote partijen steunden zoals verwacht het kabinetsbesluit, maar maakten bezwaar tegen het besluit slechts 84 toestellen te bestellen. Na toezeggingen van Vredeling dat alleen onder uitzonderlijke omstandigheden zou worden afgezien van aankoop van de 18 toestellen trok Hannie Van Leeuwen (ARP) een motie terzake terug. Bij de stemming over de moties bleek dat de progressieve partijen verdeeld waren. De motie-Dankert kreeg alleen steun van de eigen fractie en van de PSP. De PPR stemde tegen omdat ze überhaupt tegen de vervanging van de Starfighter was. Een motie-Van der Spek (PSP) die de aankoop van de F-16 afwees, kreeg alleen de stemmen van PSP, PPR en D’66-dissident Sef Imkamp voor.

VVD-oppositie kansloos

De Telegraaf juichte over de linkse tegenslag. De PvdA-fractie was ‘finaal onder het juk van haar eigen partijgenoot’ doorgegaan, aldus het hoofdartikel. Toch boekte ook de rechtse oppositie niet veel succes. Een VVD-motie die aandrong op de aanschaf ineens van 102 toestellen, slaagde er niet in christendemocratische steun te krijgen en was daardoor kansloos. Daarbij kwam dat ook de tactiek van de liberalen in de aanloop van het debat averechts had gewerkt. Toen Van Thijn eind mei een motie tegen de F-16 aankondigde, had Hans Wiegel direct laten weten dat zijn fractie die motie zou steunen om het kabinet ten val te brengen. Dat was verrassend. Hoe ver kon een oppositiepartij gaan in het verloochenen van het eigen standpunt? Het meest welsprekend was de veroordeling van Hans van Mierlo (D’66): ‘In de tijd dat ik in de Kamer ben, is het nog nooit zo bruin gebakken’. Ook voor de christendemocratische regeringspartijen – naar wiens steun Wiegel toch hengelde – ging het liberale opportunisme te ver. Wiegel probeerde zich tegen de kritiek te verdedigen: de PvdA speelde met vuur en hij had slechts gezegd ‘als de heren dat vuurtje willen aanblazen, heb ik eventueel nog een doos lucifers’. Uiteindelijk zou de VVD-fractie niet voor de motie-Dankert stemmen omdat die – in de woorden van Wiegel – te ‘slap’ was.