Jarenlang was Jan Koopman van de Congregatie van Het heilig Sacrament te Nijmegen de blikvanger van de tegenstanders van abortus.[1] Hij debuteerde in juni 1974 als straatactivist op de oprijlaan van de abortuskliniek Bourgogne in Maastricht. Foto’s van de broodmagere 54-jarige pater in een zwarte pij en met spandoek verschenen de volgende dagen in verschillende kranten, onder meer op de voorpagina van De Tijd.[2] Een maand later leidde Koopman een zeven uur durende actie op de stoep voor abortuskliniek Bloemenhove in Heemstede. Medestanders droegen borden met ‘Abortus is moord’ en ‘Gij zult niet doden’.[3] De pater koos voor eigentijdse middelen om zijn boodschap kracht bij te zetten en trok daarmee veel publiciteit: advertenties, folders met confronterende foto’s, demonstraties bij klinieken en voor de huizen van Kamerleden/voorstanders van liberalisatie, bezettingsacties (van kerktorens en zelfs een bouwkraan) en andere provocaties. Hij typeerde een kliniek eens als ‘het Auschwitz van de abortus provocatus’.[4]
20.000 demonstranten
Adhesiebetuigingen stroomden toe en langzaam maar zeker groeide een conservatieve tegenbeweging.[5] Eind oktober 1974 ontving premier Den Uyl vier opinieleiders tegen vrijwillige zwangerschapsonderbreking, onder wie Koopman, en kort daarop, pal voor het eerste debat over Bloemenhove, sprak ook minister van Justitie Van Agt met de pater.[6] Na dat debat verenigden vooraanstaande anti-abortusorganisaties zich in het Comité Redt het Ongeboren Kind, dat onmiddellijk begon met het organiseren van een petitie. BP, RKPN, SGP en GPV schaarden zich achter de actie, evenals de Evangelische Omroep en de bisschop van Rotterdam Ad Simonis. De dure campagne – geschat op honderdduizenden guldens – werd gefinancierd door particulieren, vooral via Koopman.[7] Het Comité slaagde erin ruim 600.000 handtekeningen te verzamelen onder de verklaring: ‘Wij wensen gelijke levensbescherming voor iedereen, ook voor de ongeborenen vanaf de conceptie.’
Pater Koopman demonstreert tegen abortus op het Binnenhof, 22 september 1976. Foto: Bert Verhoeff, Nationaal Archief/Anefo.
Het was een van de grootste petities uit de parlementaire geschiedenis, al bleek dat niet uit de media-aandacht voor de aanbieding aan Kamervoorzitter Vondeling op 31 maart 1976.[8] Hoogtepunt van de ‘tegenbeweging’ was de demonstratie tegen de abortusinitiatieven van PvdA/VVD en ARP/KVP op 11 september 1976 in Den Haag. Men had gerekend op 5000 deelnemers, het werden er 20.000.[9]
Wetsontwerp gepasseerd
Viereneenhalf jaar later, op 28 april 1981, passeerde het abortuswetsontwerp van het kabinet-Van Agt I de Eerste Kamer.[10] Om de zaak terug te draaien belegde Koopman vanaf 13 oktober 1981 elke tweede dinsdag van de maand een gebedsbijeenkomst van tien uur ’s ochtends tot drie uur ’s middags met aansluitend een heilige mis. Het aantal deelnemers varieerde van enkele tientallen tot tweehonderd, verzameld rond een metershoog Mariabeeld op de imperiaal van een op het Binnenhof geparkeerde stationcar. Dertien jaar lang hield hij dit vol, zelfs bij twaalf graden onder nul met extra dikke kleren aan en isolerende kranten op de straatklinkers. Sympathisanten brachten warme soep en dan was het ‘extra gezellig’.[11]