De RKPN was in januari 1972 opgericht door conservatieve katholieken die zich niet meer vertegenwoordigd voelden door de KVP. Ten aanzien van de abortuskwestie bijvoorbeeld, deed de KVP volgens hen te veel concessies aan de progressieven. De behoudende stroming kreeg begin jaren zeventig de wind in de rug, toen de paus de behoudsgezinde bisschoppen Simonis en Gijsen benoemde.
Bij de verkiezingen van november 1972 behaalde de RKPN 72.000 stemmen, goed voor één zetel. Die werd ingenomen door voormalig onderwijzer Klaas Beuker, die ook partijvoorzitter was. In de Kamer opponeerde hij tegen het kabinet-Den Uyl, maar vooral tegen de KVP. In de plenaire zaal zat hij vanaf maart 1976 in één bankje met het onafhankelijke lid Coos Huijsen, een uitgetreden CHU’er. Huijsen beriep zich erop het eerste openlijk homoseksuele Kamerlid ter wereld te zijn. Dat leidde tot een ongemakkelijk moment toen Beuker in 1976 afkeurend sprak over andere ‘samenlevingsvormen’ dan het huwelijk.
Zelfs een kleine partij als de RKPN hield de gelederen niet gesloten. De verdeeldheid werd niet ingegeven door inhoudelijke meningsverschillen, maar door persoonlijke tegenstellingen. Najaar 1973 ontstond een crisis in de RKPN toen een deel van de leden meende dat Beuker en zijn partijsecretaris in gebreke bleven bij het opbouwen van een democratische partijstructuur. Een poging om Beuker af te zetten als partijvoorzitter strandde echter in de rechtszaal. In 1976 leidde een soortgelijk conflict tot royement van een aantal critici van Beuker.
Beuker werd in de Kamer niet echt serieus genomen. In het voorjaar van 1974 stelde hij schriftelijke vragen aan minister van Justitie Van Agt over het opkomende fenomeen ‘naaktlopen’, oftewel streaken. Waarop Van Agt antwoordde: ‘Het blootschichten of naaktijlen is een ook